Oorsprong van het magnetiseren

Oorsprong van het magnetiseren


Het magnetisme is zo oud als de mensheid zelf. Franse en Spaanse grotschilderingen van tienduizenden jaren geleden laten afbeeldingen zien van wat men tegenwoordig magnetiseren zou noemen. Het Sjamanisme is een duizenden jaren oude en beproefde methode om genezing tot stand te brengen. Genezing tussen lichaam en geest, tussen mens en natuur, tussen mensen onderling en genezing tussen de mens en zijn spirituele bron. Een wezenlijk kenmerk van het sjamanisme is dat het erkent dat alles wat bestaat leeft, dat alles en iedereen een ziel of bewustzijn heeft en dat alles met elkaar verbonden is. De Sjamaan werkt vaak met de niet-fysieke realiteit. Door middel van trance `reist` hij als het ware naar die niet-alledaagse werkelijkheid om uit te zoeken wat er gedaan kan worden om genezing of harmonie te bewerkstelligen. Dat kan hij door simpele en doeltreffende rituelen te doen, zoals `negatieve` (misplaatste) energie weg te halen (power extraction), soul retrieval (een deel van de ziel terughalen dat zich heeft teruggetrokken bij een zware schok of trauma), of te werken met kruiden of de klanken van de stem, om er een paar te noemen.

Uit archeologische vondsten blijkt dat Hebreeuwse, Fenicische en Egyptische genezers het magnetisme al met succes toepasten. Gevallen van handoplegging zijn bij vrijwel alle godsdiensten bekend, ook in de bijbel vinden we ze vermeld. De Romeinse keizer Vespasianus Titus Flavius (9-69 na Chr.) genas scheurbuik en blindheid door aanraking. Andere heersers zoals Frans I, koning van frankrijk (1494-1547), koningin Elisabeth I (1533-1603) en koningin Anna (1655-1714) van Engeland hebben ook genezingen verricht door handoplegging. Bekend is de spreuk waarmee de Franse koningen genezingen verrichtten: "Le Roi te teuche, dieu te guerys", de koning raakt je aan, God geneest je. De Zwitserse arts Paracelsus (1493-1541) stelde dat in de mens twee soorten magnetisme aanwezig zijn: Eén deel van het menselijk lichaam ontvangt de stralen van de planeten, het andere van de aarde. Dit zou er toe leiden dat de mens magnetisch is. Het magnetisme van de magnetiseur zou het "ontregelde" magnetisme van de zieke mens herstellen.

De Nederlander Johan Baptista van Helmont (1577-1644) beweerde dat uit ieder mens straling vrijkomt die overgebracht op andere personen genezing kan bewerkstelligen. Van zeer groot belang is het werk van de Oostenrijkse arts Franz Anton Mesmer (1743-1815) geweest.

Hij promoveerde in Wenen op het proefschrift "De planetarum influxu in corpus humanum", over de invloed van hemellichamen op het menselijk lichaam. Evenals Paracelsus en Van Helmont was Mesmer ervan overtuigd dat lichamen, ongeacht of ze uit levende of dode materie bestaan, elkaar op afstand kunnen beïnvloeden. Deze invloed werd vergeleken met de werking van een magneet op ijzer. Vandaar dat zij de beïnvloeding magnetisch noemden. Er was een verband tussen deze magnetische kracht en ziekte en gezondheid. Over de tijd tot het optreden van Mesmer kan gezegd worden dat genezing beschouwd werd als een geestelijk proces. Hij zelf sprak echter over een neutrale, mechanische kracht. Het werk van Mesmer kan samengevat worden in de volgende punten:

• Er bestaat een het universum doordringende en verbindende kracht, een volkomen beweeglijke stof van onvergelijkbare fijnheid.
• Alle ziekten worden veroorzaakt door verstoringen van het evenwicht in dit krachtenveld in het lichaam van de zieke. Dat leidt tot een onharmonische verdeling van de kracht over het lichaam.
• Voor het genezen van de ziekte is het herstellen van het evenwicht nodig oftewel balans.
• Dit herstel moet worden bewerkstelligd door toevoer van die kracht aan het lichaam van de zieke.
• Deze toevoer geschiedt door een magnetiseur, die bekend is met de ziekteleer, met de techniek van het magnetiseren.